Het uiteenvallen en de privatisering van de Sovjet-Unie

1. De politieke gebeurtenissen die leidden tot het uiteenvallen van de Sovjet-Unie
In 1985 kwam in de Sovjet-Unie Michail Gorbatsjov aan het bewind en hij werd geconfronteerd met twee grote problemen: de slechte economische toestand van het land en het toenemende verzet van de bevolking tegen het communistische regime. Beide problemen trachtte hij op te lossen door het propageren van "glasnost" (openheid) en "perestrojka" (hervorming). Mede hierdoor veranderde het internationale politieke klimaat en de koude oorlog werd minder grimmig. Hier kwam bij dat Gorbatsjov bij zijn aantreden de macht van het Warschaupact relativeerde doordat hij duidelijk maakte dat hij geen aanhanger was van de Brezjnev-doctrine (1968), die inhield dat de landen van dat pact militair zouden ingrijpen als één van hen het communistische pad dreigde te verlaten. Een van de gevolgen hiervan was dat Hongarije op 23 augustus 1989 de grens naar Oostenrijk openstelde. Op 9 november volgde de DDR door het afbreken van de muur in Berlijn (ongeveer 11 maanden hierna zouden beide Duitse landen onder de doortastende leiding van de West-Duitse kanselier Helmut Kohl worden verenigd).
       De Sovjet-Unie bestond sedert 1922 uit vijftien deelrepublieken, onder leiding van de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR), globaal het oude Rusland plus Siberië. Aan de hechte samenhang hiervan kwam een einde toen op 17 februari 1990 het Centrale Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie op aanbeveling van Gorbatsjov het éénpartijstelsel opgaf en er in de periode hierna in alle vijftien deelrepublieken vrije verkiezingen werden gehouden. In zes hiervan verloren de communisten van nationalistische partijen en deze republieken verklaarden zich onafhankelijk. Dit betekende het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. In juni 1991 werd Jeltsin president van de RSFSR en hij verklaarde ook de RSFSR onafhankelijk, waarmee het proces van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd bezegeld en bovendien de macht van Gorbatsjov, de president van de Sovjet-Unie, werd ondermijnd. Op 8 december sloten de drie onafhankelijke republieken Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland buiten Gorbatsjov om het Akkoord van Minsk en legden daarmee de basis van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), dat weldra werd uitgebreid tot twaalf staten. Dit stond opnieuw onder leiding van de RSFSR, die nu de naam Russische Federatie kreeg. Op 26 december 1991 legde Gorbatsjov zijn functie als president van de nu feitelijk opgeheven Sovjet-Unie neer. Hiermee was de macht verschoven van Gorbatsjov naar Jeltsin.

2. De liberalisering / privatisering in Rusland
De liberalisering van de economie in Rusland (Russische Federatie) vond plaats onder leiding van telkens andere politieke machthebbers, adviseurs, ministeries en instituten met veranderende namen. Hij was op een gematigde wijze begonnen door Gorbatsjov en werd daarna veel radicaler voortgezet door Jeltsin. Een belangrijke rol speelde hierbij de GKI (State Committee for State Property Management of the Russian Federation), dat op 23 juli 1990 werd opgericht en op 21 november 1990 onder leiding kwam van generaal Mikhail Maley. Deze werd in november 1991 opgevolgd door Anatoly Chubais.
       In de eerste fase van de privatisering, die in 1992 onder leiding van de GKI begon, kreeg 96% van de Russische bevolking privatiseringsvouchers, die konden worden ingewisseld voor aandelen in bedrijven. Op deze wijze werden er ruim 14000 Russische bedrijven geprivatiseerd, maar een ongewenst neveneffect was dat het grootste deel van de aandelen in handen kwam van de managers van de bedrijven en dat er geen substantiële herstructurering van de industrie plaats vond. In 1994 begon de tweede fase van het programma, dat de mogelijkheid van de insiders om de aandelen te verwerven beperkte en tot doel had ook niet-insiders en buitenlandse investeerders aan te trekken.
       In 1995 begon een nieuw privatiseringsproject: het leningen-voor-aandelen-programma. Hierbij gingen banken leningen verstrekken aan de staat met staatsaandelen in grote bedrijven als onderpand. Deze leningen moesten binnen een jaar worden afgelost en als dit niet lukte kreeg de bank het recht de aandelen te veilen. Hiermee kregen de banken veel grote bedrijven in bezit. Maar die banken waren weer het eigendom van oligarchen en vele hiervan werden schatrijk en ontwikkelden bovendien sterke politieke aspiraties.
       Bij het begin van het privatiseringsproces verwachtten de leidinggevende economen dat de Russische economie, na een korte overgangsperiode, sterk zou gaan groeien. Deze verwachting werd echter niet bewaarheid: Rusland kwam terecht in een recessie. In de grafiek hiernaast is voor de periode van 1989 tot 2015 het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking aangegeven (bron: http://tradingeconomics.com). Deze recessie had tot gevolg dat veel Russen de moed verloren en blij waren toen Jeltsin eind 1999 aftrad.
       Op 1 januari 2000 werd Jeltsin opgevolgd door Poetin. Hij pakte de oligarchen aan en trachtte de macht weer terug te brengen bij het Kremlin. Ook begon hij strategisch belangrijke bedrijven (olie, grondstoffen, energie, luchtvaart) weer in de handen van de staat te brengen. Hierbij paste hij vaak de redenering toe dat eigendom dat op een dubieuze manier was verkregen ook weer op een wellicht minder fraaie manier mocht worden ontnomen (onteigening). De keerzijde hiervan was dat hierdoor het eigendomsrecht werd ondermijnd en dat had weer ongunstige gevolgen voor de economie (kapitaalvlucht: de oligarchen brachten hun geld naar buitenlandse banken). Vanaf 2000 begon de economie in Rusland weer te groeien; sommigen zeggen dat dat te danken was aan het beleid van Poetin en anderen dat dit te danken was aan innerlijke economische factoren en dat Poetin daar politiek gezien van profiteerde.